WAT DOET EEN KINDERERGOTHERAPEUT?
Een kinderergotherapeut; wat doet die eigenlijk precies? Bij wat voor soort klachten of problemen kun je de hulp van een kinderergotherapeut inschakelen? En wat kan zo iemand dan voor je betekenen? Wij vroegen het aan Eefje Kern en Sarah Meuser van de Praktijk voor Kinderergotherapie in Vaals! Eefje heeft deze praktijk in 2006 opgericht en begeleidt sindsdien tientallen kinderen per jaar in Vaals, Vijlen, Bocholtz, Simpelveld en soms in Gulpen. Daarnaast zijn Eefje en Sarah ook werkzaam als docent Ergotherapie bij Zuyd Hogeschool.
>> Lees ook: Je kind aanmelden voor kinderergotherapie; wat kun je verwachten?
Het werk van een kinderergotherapeut
Veel mensen hebben weinig beeld bij wat een ergotherapeut nu precies doet. Daarom beginnen we het gesprek helemaal bij het begin; ‘wat doet een ergotherapeut nu eigenlijk?’. Eefje: “Klopt, het werk van de ergotherapeut is vrij onbekend. Heel algemeen gezegd richt je je als ergotherapeut op vraagstukken rondom het handelen. Bij kinderen kan dat zijn op het gebied van schoolse taken, vrijetijdsbesteding of praktische dagelijkse dingen.”
Driehoek
“En daarbij is de driehoek kind, leerkracht en ouders voor ons heel belangrijk, met hen werken we heel nauw samen”, vult Sarah aan. “Meestal komen kinderen bij ons terecht via een verwijzing van de leerkracht, die aan de bel trekt omdat het kind in groep 1 en 2 wat achterbleef met de fijne motoriek en dan in groep 3 in de problemen komt met schrijven, bijvoorbeeld. Of omdat het plannen van taakjes en opdrachten erg moeilijk gaat. Maar het kan ook zijn dat ouders zich bij ons melden, omdat hun kind moeite heeft met alledaagse taken, zoals aankleden, veters strikken of boterhammen smeren. Soms komt een kind niet tot spel, of kan een kind niet mee in het reguliere aanbod van vrijetijdsbesteding en is de vraag wat passend zou zijn.”
Verschillende invalshoeken
“Zo’n vraagstuk kunnen we op verschillende manieren aanpakken en dat verschilt echt per casus. Bij het ene kind kies je ervoor om bepaalde vaardigheden te gaan oefenen. Bij een ander kind met hetzelfde ‘probleem’ kies je ervoor om andere strategieën aan te leren; bijvoorbeeld een andere manier van veters strikken als de ‘gewone’ manier niet kan. En bij weer een ander kind pas je de taak aan. Om in het voorbeeld van veters strikken te blijven, kies je dan bijvoorbeeld voor aangepaste veters die het strikken makkelijker maken”, aldus Sarah. Eefje: “We laten kinderen ook altijd meedenken over de aanpak die we kiezen. Soms heb je dat een kind heel duidelijk zegt van ‘dat wil ik niet’. Dan laten we het kind nadenken over hoe we het dan anders zouden kunnen doen, zodat het wel passend is of dat het de aangereikte oplossing wel wil gebruiken.”
Goede aansluiting
“Bij een vraagstuk kijken we altijd naar de persoon, de taak en de omgeving. Deze moeten zo goed mogelijk op elkaar aansluiten.”, vervolgt Eefje haar verhaal. “We kijken dus niet alleen naar het persoontje, maar ook naar wat moet hij doen, wat wil hij doen, wat wordt er verwacht en binnen welke omgeving moet dit worden uitgevoerd. Al die aspecten nemen we mee als we naar een handelingsprobleem kijken.
Als er een vraag komt vanuit school, gaan we dus ook altijd in de klas kijken; waar zit het kind, hoe zijn z’n spullen georganiseerd, welke materialen worden gebruikt, hoe wordt de instructie gegeven; mondeling of visueel en heeft het kind daar misschien aanpassingen in nodig? Welke hulpbronnen zijn er in de klas/is er een schoudermaatje? Zou dat kunnen helpen? Al deze dingen proberen we mee te nemen in onze aanpak of advies. En zo kan het ook zijn dat we uiteindelijk niet direct met het kind gaan werken, maar met de leerkracht. Of dat we ervoor kiezen om de omgeving of taken aan te passen.”
Taakgerichte aanpak in plaats van ‘droge oefeningen’
“Als je ziet dat een jong kind achterloopt in de motorische ontwikkeling, kun je ervoor kiezen om allerlei oefeningen te gaan doen om de fijne motoriek te trainen. Vroeger kozen we als ergotherapeuten vaak voor een dergelijke functiegerichte aanpak, vanuit de gedachte dat als dát goed is, de handelingen ook beter zouden gaan. Inmiddels is uit onderzoek gebleken dat het veel effectiever is om taakgericht aan de slag te gaan. Een kind wil graag gewoon mee kunnen doen met knutselen, zonder dat direct te zien is van dit werkje is door dat kind gemaakt. Bij een taakgerichte aanpak kies je er dan voor om in plaats van droge oefeningen te doen, te gaan oefenen met bijvoorbeeld rondjes knippen. Al dan niet met een aangepaste schaar, waardoor het makkelijker wordt voor het kind. En als je de taak makkelijker maakt, ziet het kind ook meteen succes. Dat motiveert enorm en geeft kinderen ook een stukje zelfvertrouwen.”
Probleemoplossers
Sarah: “Zo’n kind kan dan ook ervaren ‘oké, ik pak de taak misschien niet hetzelfde aan als mijn buurjongetje, maar dit werkt voor mij en zo kan ik toch gewoon meedoen.’ En vaak leren kinderen na verloop van tijd deze strategieën ook toe te passen bij andere taken. Zo worden het echte probleemoplossers, die bij andersoortige taken zelf oplossingen kunnen bedenken die voor hen werken. Je leert ze om planmatig een taak aan te passen. Wat heb ik nodig? Hoe heb ik het gedaan? Heb ik het gewenste resultaat bereikt of moet ik nog iets aanpassen?”
Mooi
“Wat mooi is aan ons werk, is dat we aan de slag gaan met vraagstukken waar mensen, kinderen zelf mee komen. Waardoor je ook direct kan terugkoppelen of men verandering bemerkt. Het is mooi om te zien hoe een kind groeit in een taak die het moet of wil verbeteren. Maar vooral ook wat die groei doet met het zelfvertrouwen van zo’n kind. Soms is ook alleen dat even nodig om daarna weer zelf verder te kunnen. Net even dat stukje extra individuele aandacht en dan groeien ze vanzelf weer verder…”