PERFECTIONISME, PRESTATIEDRUK EN (FAAL)ANGST BIJ TIENERS EN PUBERS

In gesprek met Anne Bemelmans en Judith Corduwener
In gesprek met Anne Bemelmans en Judith CorduwenerPraktijkondersteuners Jeugd in de gemeente Maastricht

Legt jouw kind de lat erg hoog voor zichzelf? Veel kinderen en jeugdigen ervaren tegenwoordig veel druk om te presteren. Praktijkondersteuners Jeugd Anne Bemelmans en Judith Corduwener vertellen dat ongeveer 1 op de 5 vragen van ouders en kinderen die ze via de huisarts binnen krijgen, betrekking heeft op angstproblematiek. Denk aan faalangst, een specifieke fobie, gegeneraliseerde angst, verlatingsangst, paniekklachten of de angst om negatief beoordeeld te worden door anderen. In dit artikel lees je meer over deze trend van perfectionisme, prestatiedruk en (faal)angst bij tieners en pubers.  

Prestatiedruk bij pubers

“In onze praktijk zien we veel jeugdigen die de lat hoog leggen voor zichzelf. Ze ervaren veel druk door alles wat ze ‘moeten’ en verliezen daardoor soms het overzicht, waardoor ze zich erg overspoeld kunnen voelen. Ze willen graag goed presteren op school, erbij horen bij leeftijdsgenootjes, hebben vaak nog een bijbaantje, kunnen soms druk ervaren van alles wat er op social media gebeurt en noem maar op. Er komt veel op ze af en ze willen graag laten zien dat ze het kunnen. De spanning en stress die dit met zich meebrengt, bouwt zich steeds verder op…”

Negatieve spiraal

Judith: “Vaak zie je dat kinderen in een negatieve spiraal terechtkomen en het risico lopen om faalangst te ontwikkelen. Ze zijn bijvoorbeeld bang om een onvoldoende te halen en/of krijgen bijvoorbeeld een keer een black-out tijdens een proefwerk. Met regelmaat zien we dat deze kinderen ook veel piekeren. Ze maken zich bijvoorbeeld druk over wat er die dag is gebeurd of over de dag die nog komen gaat en bedenken allerlei doemscenario’s. Vaak zijn dit kinderen die alles graag zo perfect mogelijk willen doen en daardoor de lat (te) hoog leggen voor zichzelf.

Onopgemerkt

“Regelmatig blijven dit soort klachten best lang onopgemerkt. Vaak gaat het om leerlingen die op school weinig opvallend gedrag laten zien. In de thuissituatie wordt vaak eerder duidelijk dat het kind niet lekker in zijn/haar vel zit. Bijvoorbeeld doordat het een kort lontje heeft of boos of juist verdrietig thuiskomt omdat het een onvoldoende heeft gehaald. Ook lichamelijke klachten, zoals buikpijn, misselijkheid en/of hoofdpijn, kunnen hierop duiden. Regelmatig zijn dat ook de klachten waarmee ouders dan met hun kind naar de huisarts gaan en wordt gaandeweg pas duidelijk welke psychische klachten hieronder schuil gaan.”

Uitleg

“Bij jeugdigen is een stuk uitleg over wat er in het lichaam gebeurt bij spanning/stress en angstklachten heel belangrijk”, aldus Judith. “Vaak leg ik dan ook uit dat angstgevoelens vanuit de evolutie zijn ontstaan en dat angst ons als mensen helpt om in levensbedreigende situaties te vechten of te vluchten. Angst is dus een reactie van ons lichaam op mogelijk gevaar, om je te beschermen. Alleen ervaren we soms (te veel) angst in situaties waarin dat niet nodig is. Anne: “Klopt, we leggen aan kinderen en jongeren uit dat er, wanneer je je angstig voelt, een aantal stofjes (hormonen) in je lijf worden aangemaakt die ervoor zorgen dat je iets tegen het gevaar kunt doen. Zo gaat je hart bijvoorbeeld sneller kloppen, stijgt je bloeddruk, ga je sneller ademhalen en worden je spieren geprikkeld tot actie. Een beetje angst zorgt ervoor dat je de taak serieus neemt en dat je je goed kunt concentreren, maar als je te veel angst ervaart, kun je niet meer logisch nadenken. Je bewuste denken wordt namelijk uitgeschakeld tijdens een stressreactie.

Ondersteuning

In de begeleiding kijken we samen met het kind of de jeugdige wat hij/zij kan doen om zich weer wat rustiger te voelen op deze momenten, bijvoorbeeld d.m.v. een ademhalings- en/of ontspanningsoefening en het formuleren van helpende gedachten. Waar nodig, betrekken we ook de omgeving. Ouders en de onderwijsinstelling kunnen bijvoorbeeld een hele belangrijke rol spelen in het bevorderen van het zelfvertrouwen en de manier waarop ze het kind of de jeugdige moed inspreken. We kunnen jeugdigen met dit soort klachten vaak ook ondersteunen door het maken van een weekplanning en/of het aanleren van planning- en studievaardigheden. Hierdoor neemt het gevoel van controle toe, waardoor de stress- en (faal)angstklachten vaak afnemen.”

perfectionisme prestatiedruk faalangst tieners pubers

Gedachten en gevoelens

Judith: “In de begeleiding van kinderen en jeugdigen met angst- en/of stemmingsproblemen maken we veel gebruik van technieken uit de cognitieve gedragstherapie, waaronder het 4G-model. We onderzoeken welke Gedachten getriggerd worden door een bepaalde Gebeurtenis, welke Gevoelens deze gedachten oproepen en tot welk(e) Gedrag en Gevolgen dit leidt. Bij angst- en stemmingsproblemen hebben kinderen en jongeren vaak veel baat bij het formuleren van zogenaamde ‘helpende gedachten’ met als doel om uiteindelijk op andere, positievere manieren naar situaties te kunnen kijken. We maken bijvoorbeeld ook wel eens gebruik van kwaliteitenkaartjes, omdat we jongeren graag bewust willen maken van hun krachten.

Vermijden of pushen?

Judith: “Meegaan in de angst van het kind en je kind dus de ruimte geven om te vermijden of je kind pushen om door de angst heen te gaan; dat is het vraagstuk waar veel ouders mee worstelen als hun kind hevige angstgevoelens ervaart. Een kind dat zeer veel weerstand biedt om naar school te gaan; meld je dat ziek of stuur je dat toch nog naar school? In principe is dat altijd een advies op maat. Maar als het gaat om naar school gaan, luidt het advies altijd om je kind wel te stimuleren om te blijven gaan. Het kind moet juist de ervaring opdoen dat het ‘t wél kan en dat de angst uiteindelijk juist zal afnemen door het toch te (blijven) proberen, al dan niet in kleinere stapjes. Wij geloven erin dat deze kinderen juist het vertrouwen van hun ouders nodig hebben dat ze het wel kunnen.”

Ervaren & experimenteren

Anne: “In de praktijk zien we vaak dat kinderen en jeugdigen dingen die ze (te) spannend vinden liever uit de weg gaan, zodat ze zich niet angstig hoeven te voelen. En als je weggaat uit een situatie waarin je bang bent geworden, zal de angst natuurlijk snel weer zakken. Op korte termijn helpt het dus om te vermijden, maar uiteindelijk zorgt dat er juist voor dat de angst blijft bestaan of zelfs nog groter wordt. Gedurende de begeleiding leren we kinderen en jeugdigen om zich stapje voor stapje bloot te stellen aan de situaties waar ze bang voor zijn, zodat er gewenning optreedt en ze (in tegenstelling tot bij vermijding) gaan ervaren dat ze het aankunnen. Dat doen we bijvoorbeeld door samen met het kind en de ouder(s) een zogenaamde ‘angstladder’ op te stellen, waarbij er kan worden gewerkt met een beloningssysteem. Elke succesvol doorlopen tussenstap brengt het einddoel, de uitvoering van hetgeen ze het meest spannend vinden, dichterbij.” Judith: “Wat we ook vaak doen met jeugdigen, is hen kleine experimentjes laten uitvoeren om hun eigen (negatieve) gedachten en overtuigingen te onderzoeken en uit te dagen. Een kind dat bijvoorbeeld ervan overtuigd is dat ‘iedereen’ naar hem/haar kijkt en daar van alles bij denkt, laat je bijvoorbeeld eens bewust de mensen tellen die in een drukke winkelstraat naar hem of haar gekeken hebben. Zeker bij kinderen die al erg veel in hun hoofd zitten met analyseren en piekeren, werkt het heel goed om op deze manier anders te gaan kijken”.