OVER DE KRACHT VAN POSITIEF DENKEN BIJ HET VOORKOMEN EN AANPAKKEN VAN PESTEN!

In gesprek met Mirelle Valentijn
In gesprek met Mirelle ValentijnStichting Omgaan met Pesten

Pesten heeft vaak een enorme impact op kinderen. In de praktijk blijkt het ook vaak een complex probleem om op te lossen, doordat er een hele groepsdynamiek onder schuil gaat, waarin elk kind z’n eigen rol speelt. En bij al die rollen horen bepaalde gedachtepatronen die het pestprobleem in stand houden. In dit interview met Mirelle Valentijn van Stichting Omgaan met Pesten lees je over het gebruik maken van gedachtekracht bij het voorkomen en aanpakken van pesten!

Gevoelens en gedachten

“In een groep waar gepest wordt, speelt elk kind zijn eigen rol. Naast de pester en het pestslachtoffer heb je ook de meelopers/aanmoedigers, de helpers/verdedigers en de buitenstaanders, die het pesten zien, afkeuren en er vervolgens letterlijk afstand van nemen en dus niets doen. Welke rol een kind kiest in de groep, hangt af van allerlei factoren, waaronder ook de gedachten en gevoelens die je kind heeft in bepaalde sociale situaties. Wat we zien, is dat er voor elke rol ‘typische’ gevoelens en gedachten zijn, die bij veel kinderen terugkomen. En dat patroon van gedachten en gevoelens dat schuil gaat onder bepaald gedrag, maakt ook dat een goedbedoeld advies van een ouder als ‘je moet beter voor jezelf opkomen’ doorgaans weinig zoden aan de dijk zet.”

Ik zeg maar niets, anders moet ik straks weer huilen…

“Een kind dat gepest wordt, kan bijvoorbeeld vaak denken ‘ik zeg maar niets, want anders moet ik straks weer huilen.’ De angst om te moeten huilen en de gedachte dat dit zou kunnen gaan gebeuren als het iets zou zeggen, zijn in sterke mate van invloed op het gedrag van dit kind. Het maakt dat het kind ‘zwak’ reageert en het ook lastig vindt om zijn of haar grenzen aan te geven. Wat we zo’n kind proberen te laten ontdekken, is dat het – door die gedachte te veranderen naar een positieve/helpende gedachte – ook dat onderliggende gevoel kan aanpakken en dat het dan ook makkelijker wordt om wel voor jezelf te zorgen en je grenzen aan te geven. Vaak zijn kinderen met negatieve gedachten zo bezig met wat ze niet willen dat gebeurt, dat er bij wijze van spreken nog maar iemand hoeft te wijzen, of de tranen komen al, in dit voorbeeld.”

  een positieve gedachte 

Hij vraagt er ook zelf om, had hij maar niet zo…

“Waar een slachtoffer dus vaak negatieve gedachten over zichzelf heeft, zie je dat aan meeloopgedrag vaak gedachten over de ‘schuldvraag’ ten grondslag liggen. Een kind dat meeloopt, heeft vaak gedachten over het kind dat gepest wordt, die het pestgedrag zouden rechtvaardigen. ‘Hij/zij vraagt er zelf om, moet hij/zij maar niet zo piepen’ bijvoorbeeld. Ze denken veel minder na over hun eigen gedrag. Kinderen die deze rol pakken, zijn vaak heel gevoelig voor groepsdruk of bang om zelf in de hiërarchie te dalen en dan slachtoffer te worden. Voor deze groep kinderen is het belangrijk om ze te leren nadenken over hun eigen rol en gedrag om uiteindelijk tot een alternatieve gedachte te komen als ‘ik wil wel vrienden zijn met … (de pester), maar ik doe niet meer mee met het pesten.”

Buitenstaanders als potentiële helpers

“Bij pestproblematiek is de groep ‘buitenstaanders’ vaak het grootst. Misschien ben je als ouder content als je kind tot deze groep behoort. Het is geen pester, het wordt niet gepest en het pest niet mee. Toch is het ook voor deze groep kinderen belangrijk om na te denken over de rol die ze innemen in de groep. Want door je ogen te sluiten voor een pestprobleem in de klas, leer je zelf niets. Je wordt er niet weerbaarder van en je houdt bovendien het probleem in stand. En vaak hebben ook de buitenstaanders last van de onveilige sfeer die heerst in een groep waar gepest wordt. Bij kinderen die deze rol ‘kiezen’ komen als je doorvraagt, namelijk toch best vaak gedachtes voor als ‘ik blijf uit de buurt, straks word ik zelf ook gepest.’ Met gedachtekracht proberen we deze kinderen te leren om beter voor zichzelf en anderen op te komen. Om vervolgens bijvoorbeeld samen met een ander kind dat het pesten ook gezien heeft en het ook niet oké vond, in actie te komen. Dat maakt je minder kwetsbaar en je kunt toch voor een ander opkomen. Zo gezien zijn ‘buitenstaanders’ dus ‘potentiële helpers’!

Hard werken voor helpers

“Voor de ‘helpers’ is het namelijk ook heel prettig als ze steun krijgen van andere kinderen. Kinderen die de rol van helper/verdediger op zich nemen, zijn vaak sociale en weerbare kinderen. Die ook erg gevoelig zijn en veel op hun schouders nemen. Het is dan ook vaak hard werken in deze rol. Wanneer een pestprobleem te lang aanhoudt, zie je wel eens gebeuren dat zij het opgeven. Dan zie je juist dat  gedachten die eerst positief waren (‘ik kom voor een ander op’ of ‘ik stop pesten’), plaats gaan maken voor niet-helpende gedachten als ‘ik heb al zo vaak geholpen, het heeft geen zin, ik geef het op’ of ‘er is niemand die mij wil helpen om de situatie voor … te verbeteren’. Daarom is het nodig dat ‘helpers’ zich gesteund voelen door andere kinderen. En dat ze ook kunnen leren om die verantwoordelijkheid te delen. Want bij helpers zie je ook nogal eens gedachten als ‘ik zorg ervoor dat het voor iedereen gezellig is in de klas’ terug.”

Het verschil

“Veel ouders beseffen onvoldoende dat de aanwezigheid van de steun die een pestslachtoffer ervaart vanuit ‘de helpers’ een enorm verschil kan maken. En dat het vanuit dat oogpunt echt wel de moeite loont om als je kind een buitenstaander is, samen te onderzoeken welke gedachten zouden kunnen helpen om een helper te worden!”

Hoe je dit kunt aanpakken, lees je in deel 1 van het interview met Mirelle Valentijn dat gaat over praten met je kind over zijn/haar rol in de groep.

De juiste vragen

“Wat we terug horen, is dat ouders het lastig vinden om hun kind de juiste vragen te stellen, zodat het zelf op helpende gedachten komt. In onze moderne tijd is iedereen vaak druk, waardoor een goed gesprek er nogal eens bij in schiet en een ‘snel advies’ makkelijker gegeven is. Maar al te vaak is de stap voor je kind dan te groot. Bijvoorbeeld als je kind gedachtes heeft als ‘ik kan dat niet’, kun je je kind vrij makkelijk uitleggen dat het meer baat zal hebben bij de gedachte ‘ik kan het wel’. Maar wat een ander tegen je zegt, waar je zelf niet in gelooft, daar doe je niets mee. Daarom is het zo ontzettend belangrijk om goed aan te sluiten bij de belevingswereld van je kind. Een helpende gedachte als ‘ik ga het eens proberen’, geeft ook direct meer ruimte dan ‘ik kan het niet’ en zal voor je kind een stuk aannemelijker klinken.”

Het Denk-je-Sterk spel

Aan de slag met het omvormen van gedachten? Mirelle ontwikkelde samen met Stichting Omgaan met Pesten het Denk-je-Sterk spel. Het spel bestaat uit 60 kaarten. Alle kaarten zijn voorzien van een afbeelding waarop je kunt associëren en een helpende gedachte waarover je spelenderwijs in gesprek kunt gaan.  Tijdens het spel leren kinderen de eigen niet-helpende gedachten herkennen en omzetten in helpende gedachten. Wanneer zij het spel vaker spelen, zullen zij positiever gaan denken en gemakkelijker voor zichzelf en een ander opkomen. Hierdoor zullen zij als individu en als groep beter gaan functioneren.

Klik hier om dit spel te bestellen!